Nederlands

 
krukken met een zithoogte van 44 cm
Uitspraak
Woordafbreking
  • zit·hoog·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zithoogte zithoogten
zithoogtes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

zithoogte v [1]

  1. de afstand van de vloer tot zitting van een stoel of bank
     Achterin is voldoende hoofdruimte voor mensen van zo’n 1.85 meter lang, maar de bank is wel aan de korte kant en biedt door de beperkte zithoogte geen optimale steun aan de bovenbenen.[2]
     De 660 is wat groter: meer comfort, meer ruimte en een betere zithoogte.[3]
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    DRIES VAN DEN ELZEN
    “Eerste testnotities: BMW X4” (29 mei 2014), De Telegraaf
  3.   Weblink bron “’Op deze boot kun je solo fantastisch zeilen’” (10 okt. 2018), De Telegraaf