zinsopbouw
- Geluid: zinsopbouw (hulp, bestand)
- zins·op·bouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zinsopbouw | |
verkleinwoord |
de zinsopbouw m
- (taalkunde) de volgorde waarin woorden en woordgroepen (behoren te) staan in een zin
- ▸ Liefhebbers van de interpunctie, spelling en zinsopbouw kunnen hun hart binnenkort weer ophalen. Komende donderdag is het weer tijd voor het Groot Rijssen-Holtens dictee.[1]
- ▸ Maar een beetje extra reken- en taalles heeft hij toch wel nodig, geeft hij aan. ,,Ik heb vooral moeite met taal. Mijn zinsopbouw moet veel beter. Dat komt ook: mijn vader is Spaans."[2]
- Het woord zinsopbouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Hersenkrakers tijdens dictee Rijssen-Holten” (10-12-2007), Tubantia
- ↑ Weblink bron “'Helemaal gehad met de havo' - Daniel Vazquez (17)” (20-08-2008), Tubantia