zinneloosheid
- zin·ne·loos·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zinneloosheid | zinneloosheden |
verkleinwoord |
de zinneloosheid v
- het zinneloos zijn
- De zinneloosheid van de moeder die haar kind zag doodgaan was vreselijk om aan te zien.
- Het woord 'zinneloosheid' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.