zilvergeld
- Geluid: zilvergeld (hulp, bestand)
- zil·ver·geld
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zilvergeld | zilvergelden |
verkleinwoord |
het zilvergeld o
- munten gemaakt van een zilverlegering
- ▸ Je was mijn bezit, mijn kameraadje, mijn knuffel, mijn allessie. Ik heb altijd goed op je gepast. In 2006 nam ik je mee naar de berencursus die ik volgde. Men vond je wat zwaar. Ik heb je toen geopereerd en tot mijn grote verbazing bleek je gevuld te zijn met Nederlands-Indisch zilvergeld. Je droeg een schat bij je waar ik niets van wist.[2]
- ▸ Het jaar dat het zilvergeld uit Nederland verdween.[3]
- Het woord zilvergeld staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “'Het teddybeertje'” (05 feb. 2014), De Telegraaf
- ↑ Weblink bron “Het jaaroverzicht van 1972” (19-12-2010), NOS