Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zij·ner·zijds
Woordherkomst en -opbouw

Bijwoord

zijnerzijds

  1. van zijn kant
    • Hij heeft er zijnerzijds nog enkele kanttekeningen bij geplaatst. 
Vertalingen

Gangbaarheid

73 % van de Nederlanders;
47 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen