Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zij·in·stroom
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zijinstroom (zijinstromen) *
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zijinstroomm

  1. (onderwijs) aanstelling als leerkracht van mensen die daarvoor niet volledig zijn opgeleid, maar daarvoor om andere redenen wel bekwaam worden geacht
    • Haar collega's mogen het nog niet weten, daarom geeft ze geen achternaam, maar Nancy (53), hr-manager bij een maatschappelijke organisatie, zit boven in het gebouw van het UWV omdat ze iets anders wil: het onderwijs in. Ze luistert met vijftig anderen naar het verhaal van Edwin Borger en Vivianne Spruit van het Schoolbureau over zijinstroom in het basisonderwijs. [1]
  2. (onderwijs) mensen die een opleiding volgen zonder de normale vooropleiding, maar met een andere opleiding of ervaring op vergelijkbaar niveau
    • “Bouwmensen leidt timmerlieden, metselaars en assistent-uitvoerders op. Onze corebusiness ligt bij het mbo,” legt Martien uit. “Van niveau 1 tot en met 4. Naast de instroom vanuit het vmbo hebben we ook zijinstroom (mensen die uit een ander vak of situatie instromen). (…)” [2]
Schrijfwijzen
  • Als het nodig is om verwarring over de opbouw van het woord te voorkomen, kan volgens de toelichting bij spellingregel 6.C ook de schrijfwijze met een koppelteken worden gebruikt: zij-instroom.
Opmerkingen
  • Het meervoud "zijinstromen" staat wel in woordenboeken, maar hiervan zijn in het taalgebruik geen voorbeelden gevonden.
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen