zieligheidsdenken

  • zie·lig·heids·den·ken
enkelvoud meervoud
naamwoord zieligheidsdenken
verkleinwoord

het zieligheidsdenkeno

  1. (politiek) (pejoratief) bij aandacht voor mensen en problemen te veel uitgaan van medelijden en te weinig uitgaan van de mogelijkheid dat mensen zelf problemen oplossen
     Wij moeten wég van het naoorlogse socialistische zieligheidsdenken. Wég van het verzorgen, van het afhankelijk maken. Ouderen zijn juist krachtiger.[1]
     Niet het behoud, maar de verandering, de integratie, moet als uitgangspunt voor allerlei beleidsmaatregelen genomen worden, om af te komen van het zieligheidsdenken dat een gezonde zakelijke benadering van de immigrant nu al te lang verhindert.[2]
  1.   Weblink bron “Laat de zestiger nog even knallen op kantoor” (27 juni 2018) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    Jan Beerenhout
    “Van minderheid naar meerderheid” (31 juli 1998) op nrc.nl