• zie·len·leed
enkelvoud meervoud
naamwoord zielenleed
verkleinwoord

het zielenleedo

  1. psychische of geestelijke pijn vaak ontstaan door teleurstelling of gewetenswroeging
     Er wordt wel gezegd dat psychotherapeuten soms gekker zijn dan hun patiënten. Niet zo vreemd: eigen zielenleed kan een basis zijn voor beter begrip.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    ERIC KOCH
    “Short Term 12” (17 okt. 2013), De Telegraaf