• zie·len·adel
enkelvoud meervoud
naamwoord zielenadel
verkleinwoord

de zielenadelm

  1. morele moed; een edel karakter
     Het is mogelijk dat mensen de dood niet langer beschouwen als een natuurlijk en onvermijdelijk aspect van het leven maar als een te voorkomen kwaad als polio en mazelen. In het laatste geval wordt de aanvaarding van de dood een dwaze keuze, niet iets dat met waardigheid of zielenadel onder ogen moet worden gezien.[2]
     Mijn vader was fijnzinnig en gevoelig voor zielenadel, of mensen nu geleerd waren of niet.”[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    S. M. de Bruijn
    “Hersenspinsels over de nieuwe mens” (05-06-2002), Reformatorisch Dagblad
  3.   Weblink bron
    Ben Tramper
    “Gericht op de lofprijzing” (07-12-2007), Reformatorisch Dagblad