Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • deugd·zaam·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord deugdzaamheid deugdzaamheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de deugdzaamheidv

  1. het vol met moreel goede eigenschappen zijn
    • De deugdzaamheid van de brave boer was een zegen voor zijn vrouw en huisgezin. 

Gangbaarheid

Meer informatie