Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ziek·te·ge·voe·lig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ziektegevoelig ziektegevoeliger ziektegevoeligst
verbogen ziektegevoelige ziektegevoeligere ziektegevoeligste
partitief ziektegevoeligs ziektegevoeligers -

Bijvoeglijk naamwoord

ziektegevoelig

  1. de mate waarin een organisme vatbaar is voor een aandoening
     De dieren zijn erg ziektegevoelig. Het risico op infectie met bijvoorbeeld vogelgriep is een van de redenen waarom ze nooit buiten worden gehouden.[1]
     Onze bomen zijn verder nauwelijks ziektegevoelig.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Annemieke van Dongen
    “Wakker Dier: Plofkalkoen net zo zielig als plofkip” (10-01-2017), Tubantia
  2.   Weblink bron
    Gert de Looze
    “Olijfboom geeft vakantiesfeer in de tuin” (13-05-2008), Reformatorisch Dagblad