ziekenverzorgster

 
ziekenverzorgster
  • zie·ken·ver·zorg·ster
enkelvoud meervoud
naamwoord ziekenverzorgster ziekenverzorgsters
verkleinwoord

de ziekenverzorgsterv

  1. (beroep) (medisch) vrouw die zorgt voor zieke mensen, iemand die een verpleegkundige helpt bij de verpleging
     De ziekenverzorgster wil graag in contact komen met de gevallen vrouw of eventuele andere getuigen. Met een getuigenverklaring kan ze bewijzen dat er sprake was van een dringende reden om de auto op de invalidenparkeerplaats te zetten.[2]
     Twintig kinderen zitten er in zijn klas, van zeer verschillend niveau. De een heeft het in zich om professor te worden, de ander ziekenverzorgster of buschauffeur.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “18-jarige schiet bejaarde te hulp in Hengelo, krijgt boete van 377 euro” (04-09-2015), Tubantia
  3.   Weblink bron
    Johan Nebbeling
    “Waarom deze leraar geen werkdruk voelt” (25-10-2017), Tubantia