Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zie·ken·ver·ple·ging
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ziekenverpleging ziekenverplegingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de ziekenverplegingv

  1. het zorgen voor zieken of gewonden
     Het ministerie staat vandaag stil bij de eerste vrouwen die in dienst gingen. Dat waren de leden van het 75 jaar geleden opgerichte vrouwenkorps van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL). Ze verrichtten ongewapend ondersteunende taken als transport, ziekenverpleging en werkten bij de militaire inlichtingendienst.[2]
     De Vereeniging voor Ziekenverpleging, zoals het ziekenhuis tot voor enige jaren heette, is een particulier ziekenhuis. Voor de Tweede Wereldoorlog moesten de patienten de opname zelf betalen. Mede hierdoor kreeg het de naam een elite-ziekenhuis te zijn.[3]
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    OLOF VAN JOOLEN
    “Het leger lonkt naar vrouwen” (05 mrt. 2019), De Telegraaf
  3.   Weblink bron
    Roelfien Sant
    “De unieke sfeer in het voormalige Prinsengrachtziekenhuis” (20-08-1993), Het Parool