• ze·ven·ja·rig
  • samenstellende afleiding van  zeven ht  en  jaar zn  met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen zevenjarig
verbogen zevenjarige
partitief zevenjarigs

zevenjarig

  1. 7 jaren durend
    • Gedurende dit zevenjarig tijdperk werd er geen oorlog gevoerd. 
  2. met de leeftijd van 7 jaar
    • Het zevenjarige kind ging naar groep 4 van de basisschool.