zevenenzeventigjarig

  • ze·ven·en·ze·ven·tig·ja·rig
stellend
onverbogen zevenenzeventigjarig
verbogen zevenenzeventigjarige
partitief zevenenzeventigjarigs

zevenenzeventigjarig

  1. 77 jaren durend
    • Gedurende dit zevenenzeventigjarig tijdperk heerste er vrede. 
  2. met de leeftijd van 77 jaar
    • Bij de brand viel helaas een zevenenzeventigjarig slachtoffer.