negenennegentigjarig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ne·gen·en·ne·gen·tig·ja·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen negenennegentigjarig
verbogen negenennegentigjarige
partitief negenennegentigjarigs

Bijvoeglijk naamwoord

negenennegentigjarig

  1. 99 jaren durend
    • Gedurende dit negenennegentigjarig tijdperk heerste er vrede. 
  2. met de leeftijd van 99 jaar
    • Bij de brand viel helaas een negenennegentigjarig slachtoffer. 
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid