zesennegentighoek

  • zes·en·ne·gen·tig·hoek
enkelvoud meervoud
naamwoord zesennegentighoek zesennegentighoeken
verkleinwoord - -

de zesennegentighoekm

  1. (meetkunde) meetkundige figuur met zesennegentig hoeken
      Maar de zeshoek in den cirkel komt veel naderbij, dan de driehoek, de twaalfhoek nader dan de zeshoek. De zesënnegentighoek verschilt minder dan de twaalfhoek, enz.[1]
  1.   Weblink bron
    Hendrik Jan Spijker
    Mengelwerk. : Eenige losse bladen uit het dagboek mijner school- en studiejaren. in: Vaderlandsche Letteroefeningen., jrg. 85 deel 2 (1845), G.S. Leeneman van der Kroe en J.W. IJntema, Amsterdam, 518/519