• ze·pe·rig
  • afleiding van zeep met het achtervoegsel -erig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen zeperig zeperiger zeperigst
verbogen zeperige zeperigere zeperigste
partitief zeperigs zeperigers -

zeperig [1]

  1. lijkend op zeep
    • Regenwormen produceren een zeperig goedje in hun darmen dat plantengif onschadelijk maakt. Zonder deze stof zouden de wormen geen planten kunnen eten. Dat schreef een Europees team van biologen gisteren in Nature Communications. [2] 
  2. tussen hard en zacht gekookt in; halfzacht
    • Producer Eno, prominent aanwezig op de voorgangers Viva La Vida en Xylo Myloto, schittert door afwezigheid. Zijn minimale, conceptuele inbreng schemert door in het Eno-esque ‘Midnight’ met de hemelse flageoletten van de gitaar als overheersend geluidseffect. Timbaland voegt zijn digitale vingerafdruk toe aan de zeperige ballade ‘True love’. [3] 
77 % van de Nederlanders;
67 % van de Vlamingen.[4]