• zelf·ver·ne·de·ring
enkelvoud meervoud
naamwoord zelfvernedering zelfvernederingen
verkleinwoord

de zelfvernederingv

  1. het zichzelf in een oneervolle, schaamte veroorzakende positie brengen
     Vittorio de Sica had de zelfvernedering van een man niet beter in beeld kunnen brengen. De Mos moet met lood in z’n schoenen terug naar de fractiekamer zijn gegaan, waar debatten altijd via het gesloten tv-systeem gevolgd worden. Een paar uur later gaf de PVV-fractie een persbericht uit met excuses.[2]
     Schaamte is een vorm van zelfvernedering die aanvoelt alsof een ander je vernedert. En de ander wil ook dat je dat voelt. Dan heeft hij gewonnen.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Kuitenbrouwer: Taalverruwing in het parlement” (14/04/2010), HP de Tijd
  3.   Weblink bron “Vrede betekent een saai, burgerlijk bestaan” (20 augustus 2014), Het Parool