Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zelf·schep·pend
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen zelfscheppend
verbogen zelfscheppende
partitief zelfscheppends

Bijvoeglijk naamwoord

zelfscheppend

  1. zichzelf (automatisch) ontwikkelend en vormgevend
  2. van een bedrijf dat het niet alleen maar producten maakt, maar dat ze deze producten ook zelf ontwikkeld en vormgeeft

Gangbaarheid