zelfgenoegzaamheid

  • zelf·ge·noeg·zaam·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord zelfgenoegzaamheid zelfgenoegzaamheden
verkleinwoord

de zelfgenoegzaamheidv

  1. meestal tevreden zijn over zichzelf en diens handelingen
    • De mate van zelfgenoegzaamheid van die politicus was stuitend.