zelfgenoegzaamheid

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zelf·ge·noeg·zaam·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zelfgenoegzaamheid zelfgenoegzaamheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zelfgenoegzaamheidv

  1. meestal tevreden zijn over zichzelf en diens handelingen
    • De mate van zelfgenoegzaamheid van die politicus was stuitend. 
Vertalingen

Gangbaarheid