Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zelf·den·kend
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen zelfdenkend zelfdenkender zelfdenkendst
verbogen zelfdenkende zelfdenkendere zelfdenkendste
partitief zelfdenkends zelfdenkenders -

Bijvoeglijk naamwoord

zelfdenkend [1]

  1. onafhankelijk beslissingen nemend; zonder inmenging van buitenaf gedachten vormend
  2. van een manchine: beslissingen nemend zonder menselijke inmenging
     “Een voordeel is dat er straks zeven verkeerslichten op elkaar afgestemd kunnen worden. Op die manier ontstaat een groene golf”, aldus wethouder Martin Velten. De verkeerslichten zijn bovendien ‘zelfdenkend’: ze meten het verkeersaanbod en passen zich aan, om filevorming te voorkomen.[2]
     Facebook heeft de bouw van slimme zelfdenkende robots vroegtijdig moeten afbreken. De robots in kunstmatige intelligentie bleken illegaal hun eigen taaltje te hebben ontwikkeld.[3]


Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Verkeerslicht Borne ‘denkt mee’ met automobilist” (03-06-2019), Tubantia
  3.   Weblink bron “’Facebook-robot slaat op hol’” (31 jul. 2017), De Telegraaf