zelfcontrole
- zelf·con·tro·le
- samenstelling van zelf en controle [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zelfcontrole | zelfcontroles |
verkleinwoord |
- jezelf in de hand kunnen houden
- Het verlies van zelfcontrole is een belangrijk onderdeel van een verslaving.
- jezelf controleren
- Bij de behandeling van diabetes mellitus is zelfcontrole van de bloedsuikers van groot belang.
- [1] zelfbeheersing
- Het woord zelfcontrole staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zelfcontrole" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be