17. zak voor een zeillat
  • zeil·lat
enkelvoud meervoud
naamwoord zeillat zeillatten
verkleinwoord zeillatje zeillatjes

de zeillatv / m

  1. (scheepvaart) lat die in het grootzeil zit om dat in vorm te houden
60 % van de Nederlanders;
55 % van de Vlamingen.[2]