2. Een zegenvisser die op zalmen vist in Alaska.
  • ze·gen·vis·ser
enkelvoud meervoud
naamwoord zegenvisser zegenvissers
verkleinwoord - -

de zegenvisserm

  1. (beroep) (visserij) iemand die vis vangt met behulp van een sleepnet dat zeer breed, maar in verhouding niet erg hoog is
     de scheepvaart is tegenwoordig zo druk en zo snel, dat een zegenvisser al overvaren zou zijn eer hij heel zijn net overboord had.[1]
  2. (scheepvaart) (visserij) vaartuig om vis te vangen met behulp van een sleepnet dat zeer breed, maar in verhouding niet erg hoog is
     Je hebt die zegenvisser zien vertrekken, nietwaar?[2]
  1.   Weblink bron
    P.H. van der Weel
    Terugkeer van de zalmschouw in: Algemeen Dagblad  , jrg. 21 nr. 204 (24 december 1966), Stichting Algemeen Dagblad, Rotterdam, p. 33 kol. 4
  2.   Weblink bron
    Hammond Innes
    De angst van het verraad in: De Volkskrant  , jrg. 54 nr. 15561 (1 december 1975), NV De Volkskrant, 's-Hertogenbosch, p. 7 kol. 4