Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zee·hon·den·vi·rus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zeehondenvirus zeehondenvirussen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het zeehondenviruso

  1. (virussen) ziekteverwekker die met name zeehonden treft, Phocine morbillivirus  
     Het aantal slachtoffers van het zeehondenvirus onder de zeehonden in de Nederlandse wateren is opgelopen tot meer dan 1.500.[1]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Aantal dode zeehonden stijgt” (21 september 2002) op nrc.nl