Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • za·lig·spre·king
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zaligspreking zaligsprekingen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de zaligsprekingv

  1. (religie) (christelijk) een van de uitspraken van Jezus zoals weergegeven in Mattheüs 5
    • De dominee predikte deze zondag over de zaligsprekingen. 

Gangbaarheid