zakkig
- zak·kig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | zakkig | zakkiger | zakkigst |
verbogen | zakkige | zakkigere | zakkigste |
partitief | zakkigs | zakkigers | - |
zakkig
- (pejoratief) zich sullig, zonder pit gedragend
- Wat kan hij toch zakkige opmerkingen maken.
- aan een zak herinnerend
- Dat zakkige jasje staat hem helemaal niet.
- Het woord zakkig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zakkig" herkend door:
67 % | van de Nederlanders; |
63 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be