Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zaat·hout
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstelling van zaat (ondergrond, grondslag, scheepstimmerwerf) en hout. [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord zaathout -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het zaathouto

  1. een versterking in de bodem van het schip waarop de mast staat
    • Het zaathout is zeer stevig, omdat het de mast moet dragen. 

Gangbaarheid

6 % van de Nederlanders;
9 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen