woonzorg
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- woon·zorg
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van woon ww en zorg zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | woonzorg | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de woonzorg m
- het voorzien in zorg en huisvesting als een geheel beschouwd
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord woonzorg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.