Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • woon·een·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wooneenheid wooneenheden
verkleinwoord wooneenheidje wooneenheidjes

Zelfstandig naamwoord

de wooneenheidv

  1. woning waarin geen toilet of kookgelegenheid hoeft te zitten
    • Een tot bewoning bestemd gebouw dat, vanuit bouwtechnisch oogpunt gezien, blijvend is bestemd voor permanente bewoning door een particulier huishouden. Het voldoet aan alle criteria die van toepassing zijn op woningen, behalve aan het hebben van een keukeninrichting die bestemd is voor het bereiden van complete maaltijden en/of het hebben van een toilet. Wel moet de ruimte gelegen zijn in een gebouw dat ter compensatie van deze aan de wooneenheid ontbrekende elementen gemeenschappelijke voorzieningen bevat. 

Gangbaarheid