Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • woon·de scheef
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
scheefwonen

woonde (…) scheef

  1. enkelvoud verleden tijd van scheefwonen
    • Ik woonde scheef. 
    • Jij woonde scheef. 
    • Hij, zij, het woonde scheef. 

Gangbaarheid