Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wolfs·klauw·ach·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen wolfsklauwachtig
verbogen wolfsklauwachtige
partitief wolfsklauwachtigs

Bijvoeglijk naamwoord

wolfsklauwachtig

  1. (plantkunde) behorend tot de klasse Lycopodiopsida  , die wolfsklauwen en biesvarens omvat
     De plant, die nu de toppen laat hangen heet (schrik niet!) Crassula lycopodioides (dit luidt vertaald: wolfsklauwachtig).[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. wolfsklauwachtig op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron
    v. E.
    Kamer en Tuin in: Het Volk  , nr. 11280 (13 januari 1932), Arbeiderspers, Amsterdam, p. 6 kol. 3