Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wit·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord witheid witheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de witheidv

  1. de mate waarin iets een witte kleur heeft; de mate waarin een oppervlak wit licht reflecteert of uitstraalt
    • Rob Jetten is de nieuwe leider van D66. Mijn hemel, dacht ik, wat heeft die vent witte tanden. En je moest ze wel zien, want hij bleef maar lachen. En afgezet tegen zijn zwarte haar en donkere kostuum spatte die witheid nog extra van het scherm. [2] 
  2. van mensen dat ze een blanke huidskleur hebben
    • Zolang als ik me kan herinneren, heerste er op de scholen die mijn kinderen bezochten lichte schaamte over de witheid ervan. De ouderwets degelijke basisschool stond bekend als uitstekend, en dat was ook de reden dat ouders ervoor hadden gekozen. [3] 
    • Een van de vele oorzaken van de oogverblindende witheid van Hollywood, is het fenomeen whitewashing. Het zal weinig mensen ontgaan zijn dat Annie in de remake van de gelijknamige film uit 1982 geen roodharige met sproetjes is, maar een donker meisje met kroeshaar. [4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen