witgekalkt
  • wit·ge·kalkt
stellend
onverbogen witgekalkt
verbogen witgekalkte
partitief witgekalkts

witgekalkt [1]

  1. met kalk wit gemaakt
     Barwa Barahat al Janoub doet troosteloos aan. Er staan enkel dezelfde betonnen appartementen, allemaal driehoog en witgekalkt, voorzien van grote letters en nummers om niet te verdwalen in de eentonigheid.[2]
     In de fietsenstalling onder het Werkplein aan de Brammelerstraat staan twee installaties met projecties op de witgekalkte muren.[3]



  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Eline de Zeeuw
    “Argentijnse fans gaan vol voor WK: 'Sommigen verkochten hun huis om erbij te zijn'” (Donderdag 8 december 2022, 20:49), NOS
  3.   Weblink bron “Bang, boos, vrolijk en verdrietig” (11-07-2008), Tubantia