• winst·ma·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord winstmaker winstmakers
verkleinwoord winstmakertje winstmakertjes

de winstmakerm

  1. (economie) product of bedrijf waarmee men veel geld verdient
     Eerder mislukte ook al de verkoop van de Duitse mobiele dochter E-Plus. KPN hoopte met die verkoop ruim 4 miljard euro binnen te halen. Met de verkopen wilde KPN investeringen betalen en de positie in Nederland verstevigen, onder andere via het snellere mobiele 4G-netwerk voor consumenten. BASE is binnen KPN een stevige winstmaker.[1]
     Hiertegen is de laatste jaren veel verzet ontstaan, omdat ontwikkelaars de tarieven te hoog vinden. Te meer omdat Apple ook al vele miljarden verdient aan de verkoop van iPhones, de belangrijkste winstmaker van de techreus.[2]
  2. persoon die veel geld verdient voor een bedrijf of organisatie
  1.   Weblink bron “KPN geeft ook verkoop BASE op” (woensdag 15 augustus 2012, 08:47), NOS
  2.   Weblink bron
    Nando Kasteleijn
    “Apple moet van rechter betaalregels voor ontwikkelaars in App Store aanpassen” (vrijdag 10 september 2021, 18:04), NOS