• win·plaats
enkelvoud meervoud
naamwoord winplaats winplaatsen
verkleinwoord

de winplaatsv / m

  1. plaats waar men een bepaalde delfstof, water, zand of grint als grondstof uit de natuur kan halen
    • Dat staat in een brief van waterbedrijf Vitens, die Provinciale Staten van Utrecht maandagmiddag behandelen. Vitens wil het dreigende tekort oplossen door drinkwater te 'lenen' in Gelderland, een nieuwe winplaats te bouwen langs de Lek en door drinkwater voor het Gooi in te gaan kopen bij waterbedrijf Waternet, dat de regio Amsterdam van water voorziet. [2] 
    • De leidingen op de drie percelen, bedoeld voor vervoer van zout tussen een nieuwe winplaats en de fabriek, lagen er sinds begin dit jaar. Twaalf boeren slaagden er afgelopen juli in de aanleg op hun land voorlopig tegen te houden. [3] 
79 % van de Nederlanders;
60 % van de Vlamingen.[4]