wilt
Naar frequentie | 160 |
---|
- wilt
vervoeging van |
---|
willen |
wilt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van willen
- Jij wilt.
- ▸ Het is nooit te laat om aan jezelf te werken en het blijft altijd een keuze of je knorrig of vrolijk door het leven wilt gaan.[1]
- tweede persoon gij-vorm tegenwoordige tijd van willen
- Gij wilt.
- (spreektaal) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van willen
- Hij wilt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van willen
- Wilt!
- Het woord wilt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- Bekend sinds ca. 1690; mogelijk van Middelnederlands welken ww of uit het Nederduits. Verwant met Nederlands verwelken.[1]
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to wilt |
he/she/it | wilts |
verleden tijd | wilt |
voltooid deelwoord |
wilt |
onvoltooid deelwoord |
wilting |
gebiedende wijs | wilt |
wilt
- onovergankelijk, (plantkunde) verwelken
- onovergankelijk verflauwen
- overgankelijk doen verflauwen/verwelken
enkelvoud | meervoud |
---|---|
wilt | wilts |
wilt