Nederlands

 
de wijnproevers
Uitspraak
Woordafbreking
  • wijn·proe·ver
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wijnproever wijnproevers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

wijnproever m [1]

  1. iemand die zorgvuldig de smaak van wijn beoordeelt
    • Lisa Vos belt met Hagenees Lendl Mijnhijmer (31), alias de zelfbenoemde ‘Wijnpiet’, die zich ’s werelds beste wijnproever mag noemen.[2] 
    • Over supermarkten gesproken. Elk jaar maakt onze wijnproever Harold Hamersma speciaal voor NRC een gids met de 100 beste supermarktwijnen. Ik heb de gids in mijn telefoon staan en die helpt mij bij elk supermarktbezoek.[3] 
    • En terwijl de ‘wilde witte’ in de Loire al eeuwen tekent voor onder andere Sancerre en Pouilly-Fumé, werd de Nieuw-Zeelandse variant tijdens recente blindproeverijen als ‘karakteristieker’ beoordeeld dan zijn Franse soortgenoten. Nota bene door Franse professionele wijnproevers.[4] 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Lisa Vos 24 augustus 2016
  3. NRC Peter Vandermeersch 23 oktober 2016
  4. NRC Harold Hamersma 22 februari 2014
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be