• wijn·ka·raf
enkelvoud meervoud
naamwoord wijnkaraf wijnkaraffen
verkleinwoord wijnkarafje wijnkarafjes

de wijnkarafv / m

  1. schenkkan waarin wijn zit; schenkkan waarmee men wijn in glazen kan schenken
     Emil Heimdal staat met ret voor een zalmroze pand in het centrum van Stavanger. Het was zijn levenswerk: een chic, peperduur Frans restaurant. Geliefde stamplaats van zakenmensen uit de olie-industrie. Een restaurant waarin alleen het beste van het beste goed genoeg was. Elke vork, wijnkaraf en glas afkomstig van bekende designers.[2]
     Verder werkt ze de tafel af met een grote tweedehands wijnkaraf die ze als vaas gebruikte, een stel potjes voor theelichtjes en een donkerder keramieken bord waarop wat kerstballen en kaarsen liggen.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Rolien Créton
    “Stavanger: grote problemen in Noorse oliestad” (Maandag 28 november 2016), NOS
  3.   Weblink bron “Zo kleed je je kersttafel aan voor een appel en een ei” (20-12-2018), Tubantia