• wij·kend
vervoeging van: wijken
verbogen vorm: wijkende

wijkend

  1. onvoltooid deelwoord van wijken
stellend
onverbogen wijkend
verbogen wijkende
partitief wijkends

wijkend

  1. van elkaar weggaan
    • Wijkende tegelpaden met spleten waar fietsbanden klem tussen kunnen komen, worden pas hersteld als ze volgens het onderhoudsplan aan de beurt zijn, wat soms jaren kan duren. [1] 
  2. wegtrekkend, verdwijnend
    • Bij parodontitis is sprake van roodgezwollen en wijkend tandvlees. Het kan gaan bloeden bij het eten of tijdens het poetsen. Ontstoken tandvlees kan zich bovendien gaan terugtrekken. Een slechte adem of een vieze smaak kunnen het gevolg zijn. [2] 


  1. Tubantia Marthy Rothe 18-12-11 Laveren langs gaten en scheuren
  2. De Telegraaf RENÉ STEENHORST 20 nov. 2016 Bevolkingsonderzoek naar tandvlees