Een surfer die een wetsuit draagt.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wet·suit
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘kleding voor plankzeilen e.d.’ voor het eerst aangetroffen in 1984 [1]
  • samenstelling van het Engelse wet (nat) en suit (pak)
enkelvoud meervoud
naamwoord wetsuit wetsuits
verkleinwoord wetsuitje wetsuitjes

Zelfstandig naamwoord

de wetsuitm

  1. (kleding) pak gemaakt van neopreen, waarbij tussen het pak en het lichaam van de drager een dun laagje water aanwezig is en zo de drager beschermt tegen onderkoeling

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen