werkmeester
- Geluid: werkmeester (hulp, bestand)
- werk·mees·ter
- samenstelling van werken ww en meester zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | werkmeester | werkmeesters |
verkleinwoord |
- (beroep) toezichthouder, leidinggevende bij bepaalde werkzaakheden
- ▸ De commissaris Speeleveld wenkt de werkmeester en de werkmeester fluistert met de timmermansbaas.[2]
- (beroep) ambachtsman die de titel meester mag dragen
- als naam voor God of de Schepper
- ▸ Deze Trek moet de verstandige beschouwer gereedelijk erkennen, voor den prikkel der Natuur, ter instandhouding der geslachten, door den alwijzen Werkmeester in alle dierlijke Schepselen ingedrukt; gaande alomme, door zijne beschikking, gepaard met genoeglijke genietingen; en dus in den redelijken mensch, die met eenig vooruitzicht bedeeld is, krachtiglijk werkzaam, en vruchtbaar in veelerlije schoone en verrukkelijke vertooningen, waar mede zich de verbeelding streelt, en die hem in daadelijke opvolging dier begeerte allerlije geneugten belooven.[3]
- Het woord werkmeester staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Johanna van Ammers-Küller“Tavelinck-trilogie” (1970), Strengholt, ISBN 9060101723
- ↑ Jan Valentijn Meininger“Vertoog over de liefde” (1987), Het Spectrum , ISBN 9027418063