Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • werf·kracht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord werfkracht
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de werfkrachtv / m

  1. iets dat men ziet als een aantrekkelijk voorbeeld dat men wil volgen en waaraan men wil deelnemen
    • Een deel van de eerste lichting Syrië-gangers is de afgelopen tijd naar huis teruggekeerd. Deze veteranen hebben een grote werfkracht. Zij bepleiten hun zaak met gezag en enthousiasme en halen veel jongemannen over hun voorbeeld te volgen. [1] 
    • Waanzin en voetbalkoorts zijn de grens over, naar België. De hype rond de Rode Duivels leidt tot ongeziene massafeesten en miserabele stripteases. België als gekkenhuis, wat het institutioneel al was. Naast de werfkracht van geniale voetballers als Eden Hazard en Axel Witsel is er maar één verklaring: achterstallig onderhoud. Voor het eerst in járen mag het Belgische team weer eens meedoen met de grote jongens. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen