werden
- Geluid: werden (hulp, bestand)
- IPA: / ˈwɛrdə(n) / (2 lettergrepen)
- IPA:
- (Noord-Nederland): [ˈʋɛrdə(n)]
- (Vlaanderen, Brabant): [ˈβ̞ɛrdə(n)]
- (Limburg): [ˈwɛrdə(n)]
- wer·den
vervoeging van |
---|
worden |
werden
- meervoud verleden tijd van worden
- Wij werden.
- Jullie werden.
- Zij werden.
- Wij werden.
- ▸ Door een klein raam werden we steeds fel verlicht door de bliksem.[1]
- ▸ Eeuwen leefden verschillende bevolkingsgroepen in vrede naast elkaar, totdat de Arabieren in de negende eeuw de macht grepen. De Joden moesten meer belasting gaan betalen en werden geweerd uit bepaalde beroepen.[2]
- Het woord werden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Marion Pauw e.a.“4 wandelaars en een Siciliaan” (2022), The House of Books, ISBN 9789044363340
- wer·den
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
werden [ˈveːɐ̯dn̩] |
wurde, ward [vʊʁdə] [vaʁt] |
geworden [ɡəˈvɔʁdn̩] |
volledig |
werden
- koppelwerkwoord worden
- «Alle Menschen werden Brüder.»
- Alle mensen worden broeders/verbroederen zich.
- «Alle Menschen werden Brüder.»
- hulpwerkwoord zullen [1]
- «Ich werde sie morgen anrufen, wenn ich zurückkomme.»
- Ik bel hen morgen, als ik weer terug ben.
- «Ich werde sie morgen anrufen, wenn ich zurückkomme.»