werden
- Geluid: werden (hulp, bestand)
- IPA: / ˈwɛrdə(n) / (2 lettergrepen)
- IPA:
- (Noord-Nederland): [ˈʋɛrdə(n)]
- (Vlaanderen, Brabant): [ˈβ̞ɛrdə(n)]
- (Limburg): [ˈwɛrdə(n)]
- wer·den
vervoeging van |
---|
worden |
werden
- meervoud verleden tijd van worden
- Wij werden.
- Jullie werden.
- Zij werden.
- Wij werden.
- ▸ Door een klein raam werden we steeds fel verlicht door de bliksem.[1]
- Het woord werden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- wer·den
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
werden [ˈveːɐ̯dn̩] |
wurde, ward [vʊʁdə] [vaʁt] |
geworden [ɡəˈvɔʁdn̩] |
volledig |
werden
- koppelwerkwoord worden
- «Alle Menschen werden Brüder.»
- Alle mensen worden broeders/verbroederen zich.
- «Alle Menschen werden Brüder.»
- hulpwerkwoord zullen [1]
- «Ich werde sie morgen anrufen, wenn ich zurückkomme.»
- Ik bel hen morgen, als ik weer terug ben.
- «Ich werde sie morgen anrufen, wenn ich zurückkomme.»
werden