welwezen
- wel·we·zen
- geen meervoud samenstelling van wel bw en wezen ww [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | welwezen | - |
verkleinwoord | - | - |
- gunstige toestand, wenselijke situatie
- ▸ De hoogste waarde van een koning is welwillend te zijn, niemand leed doen, zich volledig wijden aan het welwezen van zijn volk.[2]
- Het woord 'welwezen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron J.B. Charles“Hoe bereidt men een ketter.” (1976), De Bezige Bij, Amsterdam, ISBN 9023405358, p. 95