• wel·dor·pel
enkelvoud meervoud
naamwoord weldorpel weldorpels
verkleinwoord weldorpeltje weldorpeltjes

de weldorpelm

  1. (bouwkunde) een dorpel met ingeschaafd waterhol, om afdruipend regenwater te keren die wordt aangebracht op een naar binnendraaiende buitendeur of raam.
21 % van de Nederlanders;
12 % van de Vlamingen.[2]