Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wek·dienst
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wekdienst wekdiensten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de wekdienstm

  1. een service die een klant op een gewenst tijdstip wakker maakt
    • De vrouw van midden dertig had gevraagd om een wekdienst om 4 uur 's nachts, maar toen de hoteleigenaar op haar hoteldeur klopte, bood hij haar een massage aan. [1] 
    • Bij de Westduitse posterijen gingen gisteren waarschuwings-stakingen door om de CAO-eis van tien in plaats van zes minuten rust per uur kracht bij te zetten. De vervolg-onderhandelingen met de post-directie zijn naar volgende week dinsdag verschoven. Vrijdag werd op 145 hoofdpostkantoren gestaakt (donderdag op 80). Sinds dinsdag zijn 33 miljoen poststukken blijven liggen. Doordat ook bij PTT-wekdiensten werd gestaakt kwamen bijvoorbeeld in zowel Bonn als Hamburg gisteren enkele honderden mensen te laat op hun werk. [2] 
  2. (figuurlijk) iemand wakker maken voor zijn eigen bestwil
    • 'Wekdienst': Het ruw wekken van bewoners doet de politie 'voor hun eigen bestwil'. "We doen erg ons best om woninginbraken tegen te gaan. Als dit betekent dat wij in de nachtelijke uren op een balkon moeten klimmen om bewoners te adviseren de deuren te sluiten, dan doen wij dat." [3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[4]


Verwijzingen