weidelijk
- wei·de·lijk
- In de betekenis van ‘in overeenstemming met de jachtregels’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1915 [1]
- afgeleid van weide met het achtervoegsel -lijk [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | weidelijk | weidelijker | weidelijkst |
verbogen | weidelijke | weidelijkere | weidelijkste |
partitief | weidelijks | weidelijkers | - |
weidelijk [3]
- met betrekking tot de jacht
- in overeenstemming met het gebruik bij het jagen
- Het woord weidelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "weidelijk" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ weidelijk op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).