weerstandsvermogen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weer·stands·ver·mo·gen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord weerstandsvermogen weerstandsvermogens
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het weerstandsvermogeno

  1. (medisch) de mate waarin een mens of dier een besmetting met een ziekte of virus kan opvangen
  2. (economie) de mate waarin en organisatie een economische schok of calamiteit financieel op kan vangen